Curacao eGaming / Investico c.s.

Vzr. Rechtbank Amsterdam 20 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2793

De eisende partij in deze zaak is ‘master-licentiehouder’ voor online kansspelen op Curaçao.  De gedaagden, Onderzoeksplatform Investico, De Groene Amsterdammer en VPRO-HUMAN, zijn voornemens een artikel en een radio-uitzending te wijden aan CEG. CEG vreest dat zij schade zal lijden als gevolg van de publicaties en vordert een verbod op het uiten van bepaalde beschuldigingen.

De Voorzieningenrechter benadrukt op de eerste plaats dat het gevorderde verbod betrekking heeft op toekomstige publicaties en dat zo’n verbod op gespannen voet staat met artikel 7 Grondwet. Dat bevat een verbod op preventieve censuur. Zij verwijst vervolgens naar vaste rechtspraak waaruit blijkt dat in uitzonderlijke omstandigheden toch vooraf een verbod kan worden uitgesproken. Er moet dan voldoende bekend zijn over de voorgenomen publicatie om de (on)rechtmatigheid ervan te kunnen vaststellen en er moet schade dreigen die zich achteraf niet meer laat herstellen.

De gedaagden hebben niet kenbaar gemaakt wat de exacte inhoud van de voorgenomen publicaties zal zijn. De Voorzieningenrechter moet het doen met wat uit de wel overgelegde bewijzen blijkt en wat op de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.

CEG lijkt met name bang dat zij – naar eigen zeggen: ten onrechte – zal worden beschuldigd van illegaal handelen door sublicenties aan derden te verstrekken.  Zij vreest verder dat de publicaties de beschuldiging zullen bevatten dat zij een zogenaamde SLAPP voert tegen een niet bij naam genoemde persoon; een strategic lawsuit against public participation, terwijl die persoon steeds ongelijk heeft gekregen van verschillende rechters.

De gedaagden hebben niet willen vertellen of hun voorgenomen publicaties inderdaad deze beschuldigingen zullen bevatten. Zij stellen (slechts) dat de publicaties gaan over de online-gokmarkt op Curaçao en dat er uitgebreid onderzoek is gedaan, waarin meer dan 30 interviews zijn afgenomen en ruim 100 documenten onderzocht.

De Voorzieningenrechter overweegt dat de aard van het onderzoek en het brede kader waarin dat is gedaan, in combinatie met de onbekendheid van de exacte inhoud van de publicaties, maken dat niet op voorhand kan worden vastgesteld of de publicaties mogelijk (op onderdelen) onrechtmatig zullen zijn jegens CEG. Zij acht een verbod vooraf dan ook niet passend. De vorderingen worden daarom afgewezen en CEG moet de proceskosten van de gedaagden vergoeden.

Previous
Previous

Classic Coach Company

Next
Next

Heitec / Heitech