Maurice de Hond / VPRO c.s. (Deventer moordzaak)
Rechtbank Amsterdam 15 maart 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:1455
Maurice de Hond, eiser in deze zaak, heeft in het verleden gepubliceerd over de zogenaamde “Deventer moordzaak” en daarbij “de klusjesman” aangewezen als dader, hoewel een ander, “de boekhouder”, veroordeeld is voor het plegen van de moord.
De Hond is zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk veroordeeld in verband met zijn publicaties, waarin hij de klusjesman met naam en toenaam noemde. Die veroordelingen hebben in beroep en bij de Hoge Raad stand gehouden.
In 2009 is er een boek verschenen over de nasleep van de moord in de media onder de titel “de Deventer Moordzaak – het complot ontrafeld.” Een van de gedaagden heeft dit boek verfilmd. De film, die in 2021 uitgebracht is, heeft de titel “De Veroordeling”. Dezelfde gedaagde heeft met een medegedaagde de podcast “De Deventer moordzaak” uitgebracht in 2021. Die podcast is geproduceerd door Argos, het gezamenlijke journalistieke platform van de eveneens gedaagde partijen VPRO en Human. In al deze publicaties is uitgebreid aandacht voor de rol die De Hond in (publicaties over) het onderzoek heeft gespeeld.
De Hond is - zacht gezegd - niet blij met de film en de podcast. Hij vordert in de door hem aangespannen bodemprocedure onder meer verklaringen voor recht dat de openbaarmaking van de podcast en de film onrechtmatig jegens hem zijn, schadevergoeding en verwijdering en rectificatie van de film en de podcast.
Omdat het nog wel even zal duren voor de rechter einduitspraak doet in die zaak, vraagt de Hond nu bij wijze van een zogenaamde voorlopige voorziening de podcast en de film ontoegankelijk te maken op straffe van een dwangsom zolang er nog geen einduitspraak is gedaan (dus: “voor de duur van het geding”).
De Voorzieningenrechter beoordeelt eerst of er aan alle voorwaarden is voldaan van het wetsartikel waarop De Hond zich beroept (artikel 223 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ook wel: Rv.). Dat is het geval voor zover het de formele vereisten betreft dat er voldoende samenhang is met de vordering in de hoofdzaak en de voorlopige voorziening alleen voor de duur van het geding kan worden getroffen.
De inhoudelijke vraag die de rechter vervolgens moet beantwoorden, is of aannemelijk is dat over de podcast en de film in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat het publiceren en gepubliceerd houden daarvan onrechtmatig is ten opzichte van De Hond.
De Hond belangrijkste argument is dat wat hem betreft in de podcast en de film veel te weinig aandacht is voor de mogelijkheid dat niet de veroordeelde boekhouder, maar de klusjesman schuldig is aan de moord.
De rechter oordeelt dat in het kader van deze procedure helemaal niet relevant is wie de moord gepleegd heeft. Het gaat erom of de wijze waarop de rol van De Hond in de Deventer Moordzaak belicht wordt in de podcast en de film rechtmatig is. Zelfs wanneer op enig moment zou komen vast te staan dat de klusjesman de moord gepleegd heeft, stond het De Hond niet achteraf bezien vrij om hem destijds publiekelijk als dader aan te wijzen (hetgeen bevestigd is door zijn veroordelingen).
Andere argumenten die de Hond geeft, worden door de rechter verworpen. De stelling van De Hond dat sprake is van een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer waardoor hij schade lijdt, is de kern van zijn argumenten in de hoofdzaak. Daartegen is gemotiveerd verweer gevoerd en dus is allerminst zeker hoe die zaak zal eindigen. In elk geval is in het kader van de voorlopige voorziening onvoldoende aannemelijk dat het oordeel in de hoofdzaak in het voordeel van De hond zal uitvallen om zijn vorderingen nu toe te wijzen. Daarbij speelt ook een belangrijke rol dat de podcast en de film al meer dan een jaar te beluisteren c.q. te zien zijn en dat niet duidelijk is waarom ze nu opeens zouden moeten worden verboden.
De voorlopige voorziening wordt dus geweigerd en De Hond zal moeten wachten op het oordeel in de hoofdzaak.