X & Y / Uitgeverij Nieuw Amsterdam (De Club van Dollars)
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 11 oktober 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3450
Uitgeverij Nieuw Amsterdam heeft in 2009 het boek De Club van Dollars | Hoe de Weduwe Endstra en andere BN’ers werden bedrogen gepubliceerd en in omloop gebracht. Op de voorkant van het omslag prijkt een foto waarop onder meer meneer X staat, van wie de ogen zijn “geblokt” met behulp van een zwart balkje. Het boek wordt niet meer aangeboden via de website van Nieuw Amsterdam, maar het is nog wel verkrijgbaar.
In het boek wordt X ervan beschuldigd zich ten onrechte te hebben uitgegeven als advocaat en de weduwe van een vermoorde vastgoedmagnaat voor meer dan een half miljoen te hebben opgelicht, net als diverse andere bekende Nederlanders. Hij zou dat hebben gedaan als lid van een netwerk van zakenlieden dat zich heeft toegelegd op “het leegschudden van bekende Nederlanders”. De titel van het boek is ontleend aan de naam van dat netwerk: de Club van Dollars.
X en Y, die ook in het boek genoemd wordt, menen dat de uitgeverij onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door hun volledige namen in het boek te noemen en X op het omslag daarvan af te beelden. Zij vragen de rechter te oordelen dat de uitgeverij inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld en haar te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij stellen te hebben geleden door dat handelen.
Bij vonnis van 6 mei 2020 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, alle vorderingen van X en Y afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld.
X en Y hebben hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis bij het hof Den Bosch.
In zijn arrest van 11 oktober 2022 besteedt het hof met name aandacht aan de twee belangrijkste grieven van X en Y tegen het vonnis: Zij menen dat Nieuw Amsterdam hun recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (als beschermd door artikel 7 EU-handvest en 8 EVRM) heeft geschonden en zij menen dat Nieuw Amsterdam in strijd heeft gehandeld met beginselen van gegevensbescherming.
Persoonlijke levenssfeer geschonden?
Het hof wijst er om te beginnen op dat in deze zaak twee fundamentele rechten botsen: Het recht van X en Y op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer, inclusief het recht op bescherming van de goede naam/reputatie enerzijds en het recht van Nieuw Amsterdam op vrijheid van meningsuiting anderzijds. Om te beoordelen welke van deze rechten zwaarder weegt in dit concrete geval, weegt het alle omstandigheden van dit specifieke geval.
Het hof oordeelt (onder meer) dat het boek bijdraagt aan een debat van zwaarwegend publiek belang en waarschuwt voor ernstige misstanden die de samenleving raken, namelijk de gevaren van oplichting.
Het niet-noemen van de namen van X en Y zou er volgens het hof toe hebben geleid dat de aandacht voor de in het boek behandelede misstanden niet of in aanzienlijk mindere mate zijn bereikt. Vermelding van de namen draagt bovendien bij aan de controleerbaarheid, geloofwaardigheid en zeggenschap van de boodschap. Het noemen ervan was in dit geval niet in strijd met journalistieke zorgvuldigheidsregels en anonimiseren zou in dit geval ook weinig zin hebben gehad, omdat X én Y (zij het in iets mindere mate) als publiek persoon worden aangemerkt en specifieke gebeurtenissen toch wel tot hen te herleiden waren.
Het hof acht verder van groot belang dat X voorafgaand aan de publicatie van het boek verschillende keren strafrechtelijk was veroordeeld wegens oplichting, waaronder voor de oplichting van de weduwe die in de ondertitel is genoemd. Over Y oordeelt het dat hij, als levenspartner van X in die tijd, kennis had van het gedrag van X. Ten tijde van de publicatie van het boek rustte op Y bovendien een ernstige verdenking, die later heeft geresulteerd in een strafrechtelijke veroordeling.
Over het argument van X en Y dat bepaalde bronmaterialen voor het boek onrechtmatig zouden zijn verkregen is het hof kort: zelfs als dat zo zou zijn, maakt dat de publicatie nog niet zonder meer onrechtmatig. Maar er zijn onvoldoende aanknopingspunten om überhaupt te kunnen oordelen dat bepaalde informatie op onrechtmatige wijze zouden zijn verkregen.
De stelling van X en Y dat in een boek “kloppende feiten” moeten worden gepresenteerd, verwerpt het hof. De toets is of de inhoud van het boek voldoende steun vindt in het feitenmateriaal, en het hof is ervan overtuigd dat dat het geval is. X en Y klaagden apart over de titel van het boek, omdat daarvan de onjuiste suggestie zou uitgaan dat zij deel uitmaakten van een criminele organisatie, maar het hof vindt dat die verdachtmaking niet wordt geuit in de titel.
Het hof oordeelt ook dat X en Y ten onrechte klagen over het ontbreken van wederhoor. Niet alleen bestaat er geen afdwingbaar recht op wederhoor; X en Y hebben ook onvoldoende duidelijk kunnen maken wat zij naar voren hadden willen brengen dat een ander licht op de in het boek gepresenteerde beschuldigingen hd geworpen.
Tot slot beoordeelt het hof de inhoud, vorm en gevolgen van de publicatie van het boek. Er is geen sprake van onnodig grievende bewoordingen, zelfs niet door het gebruik van aanduidingen als “rasoplichter”. Dat het boek zijn weerslag heeft gehad op het privé leven van X en Y gelooft het hof, en het hecht belang aan re-integratie na een strafrechtelijke veroordeling, maar toch leidt de afweging van alle belangen en omstandigheden er in dit geval toe dat het hof meer belang hecht aan de vrijheid van meningsuiting van Nieuw Amsterdam.
Dat geldt niet alleen voor de inhoud van het boek, maar ook voor de op het omslag afgebeelde foto. Het hof neemt daarbij nog in aanmerking dat X minder herkenbaar is door het zwarte balkje over zijn ogen, terwijl de gebruikte foto eerder ook onbewerkt is gepubliceerd. Het hof is het niet met X eens dat het balkje juist had moeten worden weggelaten omdat het criminaliserend werkt. X was immers strafrechtelijk veroordeeld voor publicatie en het balkje is verenigbaar net het waarschuwende karakter van het boek.
Strijd met rechten op gegevensbescherming?
Met uitgebreide overwegingen komt het hof ook tot de conclusie dat de rechten op gegevensbescherming van X en Y, zoals die onder meer voortvloeien uit de (voorloper van) de AVG, niet zijn geschonden. Het hof honoreert het beroep van Nieuw Amsterdam op de in de betreffende regels opgenomen “journalistieke exceptie”.
Het hof bekrachtigt dus het vonnis van de rechtbank en veroordeelt X en Y ook in de kosten van het hoger beroep.