Medewerker Humanitas / NRC
Vzr. Rechtbank Amsterdam 23 februari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:771
NRC Handelsblad is voornemens een artikel te publiceren over welzijnswerk door Stichting Humanitas in een Rotterdamse volkswijk. Eiser was gedurende enkele jaren sociaal projectleider bij Humanitas in die wijk. Hij is medio 2021 geïnterviewd door een journalist van NRC en ontving begin februari 2022 een concept-artikel “voor de feitencheck” met een korte deadline voor het geven van een reactie.
Eiser meent dat de voorgenomen publicatie onrechtmatig jegens hem is, omdat het artikel ernstig diffamerend is, veel feitelijke onjuistheden bevat en een vertekend beeld schetst. Omdat NRC weigert vrijwillig van publicatie af te zien, vordert eiser een publicatieverbod.
De Voorzieningenrechter weegt het recht van NRC op vrijheid van meningsuiting tegen het belang van eiser niet lichtvaardig te worden blootgesteld aan verdachtmakingen en onnodige schending van zijn privacy. De Voorzieningenrechter wijst erop dat het verbod een voorgenomen, dus toekomstige publicatie betreft en dat zo’n verbod naar zijn aard op gespannen voet staat met artikel 7 Grondwet. Hij wijst erop dat wanneer voldoende bekend is over de voorgenomen publicatie om de (on)rechtmatigheid ervan te kunnen vaststellen, uit het oogpunt van effectieve rechtsbescherming wel degelijk een verbod vooraf kan worden uitgesproken. Onder verwijzing naar het Mosley-arrest van het EHRM overweegt de Voorzieningenrechter wel dat zo’n preventief verbod slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden aan de orde kan zijn.
In dit geval vindt de Voorzieningenrechter dat voldoende bekend is over de voorgenomen publicatie; die is immers in concept overgelegd. Omdat buiten twijfel is dat het artikel een bijdrage levert aan een (publiek) debat van algemeen belang – de besteding van publieke middelen in het welzijnswerk en het gemeentelijk systeem van aanbesteden, is er volgens de Voorzieningenrechter weinig ruimte voor een beperking van de vrijheid van meningsuiting.
De Voorzieningenrechter overweegt vervolgens dat NRC voldoende journalistiek onderzoek heeft verricht, er sprake is van voldoende steun in het ter beschikking staande feitenmateriaal en het beginsel van hoor en wederhoor correct heeft toegepast: het artikel is tijdig naar eiser gestuurd en de journalist heeft aangeboden diverse opmerkingen van eiser te verwerken in het artikel, waarvan ook nog is aangeboden de publicatie uit te stellen. Ook op de mondelinge behandeling heeft de journalist aangeboden het artikel op diverse punten te herzien en feitelijke onjuistheden te corrigeren. De Voorzieningenrechter meldt geen reden te hebben aan die toezeggingen te twijfelen, en oordeelt dat er geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die een preventief verbod rechtvaardigen. Hij oordeelt dat de voorgenomen publicatie niet onrechtmatig is jegens eiser en wijst alle vorderingen af.