Samantha Steenwijk / Yvonne Coldeweijer

Rechtbank Amsterdam 29 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2347

Op haar juice channel Life of Yvonne meldde Coldeweijer een tijdje geleden dat zij bewijs had ontvangen waaruit bleek dat zangeres Samantha Steenwijk haar recente grote gewichtsverlies niet te danken had aan veelvuldig paardrijden, maar aan afslankpillen die in Nederland om gezondheidsredenen verboden zijn.

Nadat Steenwijk zich daarover via haar advocaat had beklaagd, haalde Coldeweijer het juice filmpje over Steenwijk offline. Zij meldde in haar eerstvolgende video dat ze haar eerdere uitspraken over de zangeres in zoverre wilde rectificeren dat Steenwijk inmiddels krachtig had ontkend illegale pillen te hebben geslikt.

Steenwijk nam daarmee geen genoegen en vorderde in kort geding onder meer een rectificatie van de strekking dat de uitspraken over pillengebruik onwaar en misleidend waren, een voorschot op immateriële schadevergoeding en openbaarmaking van de bronnen waarop Coldeweijer zich had gebaseerd.

De Voorzieningenrechter bespreekt in zijn vonnis eerst die laatste vordering. Hij wijst erop dat journalistieke bronnen voor de persvrijheid van essentieel belang zijn en dat het recht op bescherming daarvan door het EHRM is erkend. Niet alleen mediaondernemingen kunnen aanspraak maken op deze bescherming, maar eenieder die zich bezig houdt met journalistieke activiteiten die tot doel hebben het bekend maken van informatie, meningen of ideeën aan het publiek. En dus ook Coldeweijer. Omdat er in deze zaak geen sprake is van 'an overriding requirement in the public interest' dat de openbaarmaking van de bronnen rechtvaardigt, wordt deze vordering van Steenwijk afgewezen.

Dan de gevorderde rectificatie. Om te beoordelen of voor toewijzing daarvan wel ruimte is, weegt de Voorzieningenrechter de belangen over en weer: het belang van Coldewijer zich in het openbaar kritisch, informerend en waarschuwend te kunnen uitlaten over misstanden (gewaarborgd in artikel 10 EVRM) en het belang van Steenwijk dat haar privacy (gewaarborgd in artikel 8 EVRM) niet onnodig wordt geschonden en dat zij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen.

De Voorzieningenrechter overweegt dat van Coldeweijer niet kan worden verwacht dat zij met sluitend bewijs komt voor zij iets brengt, maar zij moet wel voldoende aannemelijk kunnen maken dat er serieuze aanwijzingen zijn voor een ernstige beschuldiging als deze. Hij concludeert dat het bewijs in dit geval zo mager was dat Coldewijer die niet zo maar publiekelijk had mogen uiten zoals zij heeft gedaan: niet als roddels, maar als feit waarvoor zij bewijs in handen had. De uiting wordt daarom onrechtmatig geacht en het belang van Steenwijk prevaleert. Toch krijgt Steenwijk maar beperkt haar zin: Coldeweijer moet rectificeren maar zij hoeft niet te zeggen dat haar verhaal onjuist en misleidend was; zij kan volstaan met de mededeling dat zij haar beweringen “niet waar heeft kunnen maken”.

De Voorzieningenrechter oordeelt tot slot dat met de rectificatie en de media-aandacht voor het kort geding de eer en goede naam van Steenwijk voldoende hersteld zijn. Hij wijst het gevorderde voorschot op een schadevergoeding daarom af.  

Previous
Previous

Stegeman op de Bres / Marktplaatsoplichter

Next
Next

Veco Industriële lakspuiterij / omwonenden (waarschuwingsborden)