Politicus X / De Volkskrant
Gerechtshof Amsterdam 18 mei 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1496
Politicus X is bang dat hij in De Volkskrant ten onrechte beschuldigd zal worden van machtsmisbruik en/of seksuele intimidatie en probeert in kort geding de publicatie van artikelen over een onderzoek naar zijn gedrag en de wijze waarop zijn partij met de conclusies van dat onderzoek is omgegaan te voorkomen.
De Voorzieningenrechter oordeelde bij vonnis van 15 april 2022 dat er voldoende aanleiding was voor een preventief publicatieverbod en verbood het De Volkskrant bepaalde beschuldigingen te uiten. In de week na de uitspraak heeft De Volkskrant tot vier keer toe artikelen gepubliceerd over politicus X.
De Volkskrant komt in spoedappel op tegen het vonnis van de Voorzieningenrechter. Politicus X stelt tegenvorderingen in; hij meent dat De Volkskrant artikelen heeft geplaatst waarmee het verbod is overtreden en vordert onder meer verwijdering en rectificatie daarvan. Ook vraagt hij het Hof opnieuw het De Volkskrant te verbieden bepaalde beschuldigingen en gegevens te publiceren.
Het Hof moet beoordelen of het ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de politicus noodzakelijk is om het recht op vrijheid van meningsuiting van De Volkskrant in te perken. Om te bepalen of dat zo is, weegt het Hof de belangen over en weer. Dat van De Volkskrant is dat zij zich kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend uit moet kunnen laten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van de politicus is erin gelegen dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en dat zijn privacy niet onnodig wordt geschonden.
Het Hof wijst erop dat voor preventieve maatregelen strengere eisen gelden dan voor repressieve maatregelen. Beperkingen vooraf zijn niet per sé verboden, maar zij moeten wel gerechtvaardigd worden door uitzonderlijke omstandigheden. De noodzaak ervan moet daarom zeer kritisch en zorgvuldig worden onderzocht.
De waakhondfunctie van de pers maakt volgens het Hof dat er weinig ruimte is voor beperkingen op de vrijheid van meningsuiting als het bijdragen aan het publieke debat betreft. De voorgenomen publicaties leveren onmiskenbaar een bijdrage aan het debat over de toelaatbaarheid van machtsmisbruik en seksuele intimidatie en een nadere invulling en begrenzing van deze begrippen en van de aanduiding #MeToo, aldus het Hof.
Politicus X is een publiek figuur vanwege zijn politieke werkzaamheden, ook al kent bijna niemand hem. De pers mag daarom volgens het Hof kritischer over hem zijn dan over een niet publiek figuur. Het argument van de politicus dat de kwestie een privéaangelegenheid is, wordt verworpen: het gaat hier mede om een professionele relatie, die bovendien op verzoek van zijn partij is onderzocht.
Het Hof oordeelt vervolgens dat het voldoende steun heeft gevonden in het ter beschikking staande feitenmateriaal voor het uiten van beschuldigen van de strekking dat de politicus zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, stalking, chantage en bedreiging. Het Hof vindt, anders dan de politicus, dat hij in de artikelen niet direct beschuldigd wordt van machtsmisbruik en seksuele intimidatie. Over de in de artikelen geuite suggestie dat de onderzoekers onjuiste conclusies hebben getrokken in hun rapportage oordeelt het Hof dat dat de mening is van De Volkskrant en dat zij die mag uiten, nu het feitenmateriaal daartoe voldoende aanleiding geeft, en de krant in het maatschappelijk debat over niet vastomlijnde begrippen als machtsmisbruik, seksuele intimidatie en #MeToo zowel een informerende als een opiniërende rol vervult. Het voert volgens het Hof bovendien te ver om dit soort kwalificaties alleen toelaatbaar te achten als sprake zou zijn van strafbare feiten.
Het Hof wijst er verder op dat De Volkskrant met de publicaties een ernstige misstand aan de kaak stelt, ook al gaat het in dit geval “slechts” om gedrag ten aanzien van één vrouw en betreffen de gedragingen geen seksuele handelingen. Verder was sprake van deugdelijk onderzoek door De Volkskrant, heeft de krant de in het kader van wederhoor gegeven reacties van de politicus voldoende verwerkt door te vermelden dat hij vindt dat het een “pijnlijke privékwestie” betreft, en is door de inkleding van de beschuldigingen voldoende duidelijk waar sprake is van feiten en waar het een duiding van De Volkskrant betreft. Over de negatieve gevolgen die de politicus stelt te ervaren merkt het Hof op dat die een gevolg zijn van zijn eigen handelen, waarvoor uitsluitend hij zélf verantwoordelijk is, en dat hij er niet vanuit mocht gaan dat hij verschoond zou blijven van publieke aandacht daarvoor.
De belangenafweging leidt dan ook tot de conclusie dat het recht van de Volkskrant op vrijheid van meningsuiting moet prevaleren. Omdat de uitingen niet onrechtmatig worden geacht, wordt het vonnis van de Voorzieningenrechter vernietigd en worden de vorderingen van de politicus (alsnog) afgewezen. Het Hof merkt nog wel op dat dat niet betekent dat De Volkrant naar believen kan blijven publiceren over de politicus. Het is goed denkbaar dat toekomstige publicaties wel degelijk onrechtmatig jegens hem zullen zijn, maar het Hof vindt het te ver voeren om bij voorbaat een verbod uit te spreken, omdat er aan de publicaties tot nu toe geen vrees voor evidente onrechtmatigheid kan worden ontleend.